Dagboek van kanonnier Hendrik Van Der Veen – Rijdende artillerie

20 september 1827

Plaats: Inkwartiering, Weelde (dorp buiten het kamp)

Gemoedstoestand: Gespleten. Dankbaar voor het bed, maar schuldig over de last.

Vandaag was het zwaar. De training met de artillerie – het slepen van die vuurmonden over de heide – is een beestachtige beproeving voor de paarden. Wij hadden 270 paarden mee om de kanonnen en de munitiekarren te trekken. Drie keer per week beuken we van 8 tot 11 uur over het terrein. Het lawaai van de oefeningen, zelfs met los kruit, maakt de hele omgeving gek.

Maar de echte splijtzwam is de inkwartiering. In tegenstelling tot de ongelukkige infanterie liggen wij, de rijdende artillerie, in dorpen als Weelde en Poppel. Ik heb een echt dak boven mijn hoofd! Ik lig niet in die schurftige tenten van 5 bij 3 meter met vijftien anderen. Dat is een godsgeschenk vergeleken met de verveling en militaire discipline van het tentenkamp waar veel soldaten en officieren aan proberen te ontsnappen.

Mijn dankbaarheid wordt echter overschaduwd door een knagend schuldgevoel jegens deze mensen van Weelde. Ik ben ingekwartierd bij een arme boer. Zijn schuur is mijn stal en zijn huis is deels mijn verblijf. Hij moppert onophoudelijk over de betaling. De 70 cent per dag die hij krijgt voor het voer van mijn paard is karig, en er is de angst dat de centrale administratie van Koning Willem I lang zal wachten met betalen. Ik heb die brief van die drukker Brepols gehoord waarin hij vroeg om zijn centen. Zij hebben ons betaald, maar de staat betaalt hun nauwelijks terug. Mijn paard eist een enorme hoeveelheid hooi en stro, dat we om de drie of vier dagen verdeeld krijgen vanuit de magazijnen. De boer heeft het zelf nodig, en ik zie de wrok in de ogen van zijn vrouw wanneer ik de schamele voedselvoorraad voor de dagelijkse jenever en broodrantsoenen zie slinken.

Het is een roofbouw op de lokale economie. Wij brengen dan wel geld in de dorpen, maar we brengen ook verstoring, claimen hun schaarse ruimte en leggen beslag op hun schuren en voedsel. Ik ben hier om de eenheid van het Koninkrijk der Nederlanden te dienen, maar het enige wat ik doe is de wrok tussen Noord en Zuid voeden. Het voelt alsof mijn aanwezigheid deze arme Kempenaren juist verder in de armoede duwt.

Ik tel de uren af totdat we terug naar de kazerne mogen. Liever de discipline dan deze morele last.