Lieve tante Mieke,
Ik bid dat deze brief u bereikt zonder teveel omzwervingen. Hier in Ravels heerst er een vreemd soort waanzin; het is geen oorlog, maar een vloedgolf van soldaten. We zijn verdeeld in twee kampen: zij die rijk worden, en zij die hun laatste spaarcenten zien verdwijnen.
U zou het moeten zien! De hele heide is een tentenstad, en ons arme, stille dorp wordt wakker geschud door het gekletter van zilveren guldens. Ik moet eerlijk zijn, tante: mijn zwager zijn herberg draait een geweldige handel! Die arme soldaten, die de hele dag gedrild worden, zoeken 's avonds de vlucht in onze kroegen. Ze drinken zich moed in met jenever om de schurft en de verveling van hun tenten te vergeten.
De marketentsterzone ligt weliswaar in het kamp, maar voor een echte avond vertier en een glas goeie Kempense drank komen ze naar ons! Er gaat veel geld in de zakken van de lokale neringdoenden. Het is een zegen voor de cafés, maar dat is waar de verdeeldheid begint.
Mijn persoonlijke beproeving is groter dan de winst van de cafés. U weet hoe we het hebben, tante Mieke. Nu zijn we verplicht om onze schuur te delen met een soldaat en zijn gulzige paard. De last is ondraaglijk. Dat dier eet als een wolf, en de 70 cent per dag die ze betalen voor het voer is een lachertje. Ik zie onze zuurverdiende hooi- en strovoorraad – die we nodig hebben voor de winter – met de dag slinken. De angst knaagt aan me. Wat als het leger traag betaalt, zoals de geruchten gaan? Dan hebben we het geld niet en het voer niet. Het is een persoonlijke vernederende invasie van onze privacy en een financiële wurggreep, alles voor de eer van een koning die ons amper kent.
En dan kijk ik naar de heide... Ik kan de pijn van de aarde bijna voelen. Overal zijn de wielen van de kanonnen door de grond gegaan. De soldaten hebben onze bossen gekapt voor hun kookgaten. Wat ze ons aandoen is een schandaal: ze laten hun vuile secreten achter in de grond. Het is een constante angst dat hun ziekte – die oogziekte en de koorts – overwaait naar het dorp. Het is een vreemd en bitter gevoel: we verdienen wat geld, maar onze ziel en ons land worden vervuild en verwoest in ruil voor de beloofde guldens.
Mieke, ik weet niet wat erger is: de stille armoede, of deze luidruchtige, zieke rijkdom die onze toekomst bedreigt.
Bid voor me, en voor het paard.
Uw Neef, Fons.