In de eerste decennia van de negentiende eeuw was er een epidemie van een oogziekte. Veel soldaten, vooral in het zuiden van het huidige Nederland, leden eraan. Ze kregen ontstekingen aan de ogen. In sommige gevallen verergerde de ettering zo erg dat men blind werd. De ziekte werd doorgegeven door patiënten die onvoldoende genezen waren.
Sommigen dachten dat het te wijten was aan het afknellen van bloedvaten rond de ogen. Zij raadden aan geen knellende halsboorden te dragen... Anderen dachten dat krijt een rol speelde. De lucht zou een rol kunnen spelen: dus voldoende verluchten, niet in de tocht staan, haren niet te kort knippen....
Later zou blijken dat het om de virusinfectie trachoom ging. Het verstuiven van chloor en het wassen van de handen met chloor kon helpen om de verspreiding van de ziekte te beperken.