In de zestiende eeuw was het de gewoonte dat een grote karavaan een legertroep op veldtocht volgde. Er waren verkopers, wasvrouwen, marketentsters, vrouwen en kinderen van militairen, avonturiers .... ook natuurlijk karren met voorraad, munitie enz. De groep die volgde was soms bijna zo groot als de legermacht zelf. Dit verhinderde soms het snel oprukken van het leger... of nog erger.
In 1597 was het koninklijke (Spaanse) leger op weg van Turnhout naar Herentals. Op de Tielse heide werd het onverwacht aangevallen door Staatse (leger van de noordelijke Lage Landen) ruiterij. De Spaanse soldaten wilden vluchten, maar de enige uitweg uit het gebied werd versperd door de karren die al in de smalle uitweg stonden. Gevolg: zesduizend Spaanse doden en een handvol Staatse.
De Staatse bewindvoerders namen dit mee in hun besluitvorming en besloten de karavanen in het vervolg drastisch in te perken.
De richtlijn voor het kamp 1826 vermeldt dat er slechts één marketentster per bataljon en 1 wasvrouw per compagnie werd toegelaten. Andere marketenters en kooplieden die zich bij het hoofdkwartier wilden vestigen, moesten hiervoor een schriftelijke permissie hebben.
een bataljon telde gewoonlijk 600 manschappen
een compagnie bestond uit twee of drie bataljons
...... dan zou het een droge (wegens gebrek aan drank), saaie (wegens gebrek aan vrouwen) en vuile (wegens gebrek aan propere kledij) boel geweest zijn.
Gelukkig was de realiteit anders. In het kamp werd zelfs een aparte zone voorzien voor marketenters (..tentsters) en kooplui.